Selecteer de taal

NIKE AJAX EN NIKE HERCULES

  Auteur: Ronald Dorenbos, LKol bd, KLu

Het NIKE-wapensysteem was gebaseerd op het 'Command Guidance' principe. Dat wil zeggen dat de positie, koers en snelheid van een doel (target) vanaf de grond door een radar wordt bepaald. Dit gebeurt tevens voor de raket (missile). Een computer op de grond berekent continue met deze gegevens het onderschepppingspunt en stuurt stuurcommando's naar het missile. Het NIKE-systeem was ontworpen in de jaren '50 van de vorige eeuw voor de US Army als een 'Surface-to-Air-Missile (SAM)' systeem dat een statische luchtverdediging kon leveren voor belangrijke doelen, zoals de grote Amerikaanse steden, tegen hoogvliegende targets. De NIKE-systemen voor Nederland werden gratis door de VS ter beschikking gesteld in het kader van het Mutual Defense Aid Program. Het NIKE-systeem was bij de KLu in operationeel gebruik tussen oktober 1961 en maart 1988. Het NIKE-systeem was oorspronkelijk uitgerust met het NIKE Ajax missile (met de Amerikaanse aanduiding MIM-3), die begin jaren '60 werd opgevolgd door het NIKE Hercules (MIM-14). De NIKE Ajax is dan ook maar zeer kort in gebruik geweest bij de Nederlandse eenheden. De vuurleidings- en lanceersystemen voor beide types missiles was nagenoeg identiek. Vanaf 1966 werd een deel van de missiles uitgerust met atoomkoppen. Met deze nucleaire missiles kon zowel een surface-to-air onderschepping als een surface-to-surface missie worden uitgevoerd.

Samenstelling.Het originele NIKE-systeem bestond uit een vuurleidingsdeel en een lanceerdeel. Beide delen samen vormden het hart van een operationeel squadron.

Het vuurleidingsdeel bestond uit:

  • een vuurleidingscentrale (Battery Control Trailer/BCT): hiervandaan werden de rondzoekradars bediend en de onderscheppingen geleid.
  • een radarbedieningseenheid (Radar Control Trailer/RCT): hiervandaan werden de volgradars bediend.
  • twee rondzoekradars (Low Power Acquisition Radar/LOPAR en High Power Acquisition Radar/HIPAR): de LOPAR had een bereik van maximaal 230 km, de HIPAR een maximaal bereik van 320 km. Beide radars waren pulsradars die targets op middelbare en grote hoogte konden detecteren.
  • een doelvolgradar (Target Tracking Radar/TTR): een pulsradar met een maximaal bereik van 183 km waarmee het target werd gevolgd.
  • een raketvolgradar (Missile Tracking Radar/MTR): een pulsradar met een maximaal bereik van 183 km waarmee het missile werd gevolgd.
  • een anti-storingsradar (Target Ranging Radar/TRR): een pulsradar met een maximaal bereik van 183 km die snel tussen twee variabele frequenties kon wisselen waarmee de afstand tot het target kon worden bepaald ook als de TTR werd gestoord.
  • een identificatieantenne (Identification Friend or Foe-Selective Identification Feature/IFF-SIF): zond een gecodeerd ondervragingssignaal uit naar een target. Als het target dezelfde code voerde stuurt het een antwoordsignaal uit dat door de IFF-antenne werd ontvangen. Een symbool bij de doelecho in de BCT maakte duidelijk dat het een vriendschappelijk vliegtuig betrof.

Het lanceerdeel bestond uit:

  • een lanceercontrolestation (Launcher Control Station/LCT): hiervandaan werden de operaties op de LA geleid.
  • drie lanceersecties (Launcher Sections): iedere sectie beschikte over drie launchers.
  • negen lanceerinstallaties (launchers): iedere launcher kon met één missile beladen worden. Om een missile te kunnen afvuren moest deze eerst in een nagenoeg verticale stand worden geplaatst.
  • raketten (missiles): Het NIKE Ajax missile had een bereik van 48 km bij een maximaal hoogtebereik van 21 km. Deze tweetrapsraket beschikte over een booster met vaste brandstof en een eigenlijke missile met vaste brandstof. Het NIKE Hercules missile was eveneens een tweetraps missile maar werkte uitsluitend met vaste brandstof. Het missile had een lengte van 12,65 m en woog 4853 kg. Het maximale bereik bedroeg 183 km en de maximale hoogte 30 km. De maximale snelheid bedroeg Mach 3,65 (ca. 4000 km/u). De warhead bestond uit 238 kg explosief omhuld door ca. 20.000 metalen blokjes. Een nucleaire missile was uitgerust met een W31 nuclear warhead. Die was er in twee versies: BXS met een sterkte van ca. 2 kiloton, en BXL met een sterkte van ca. 20 kiloton. Een squadron beschikte in eerste instantie over 23 missiles, later uitgebreid naar 33. Hiervan waren er maximaal negen afvuurgereed, de rest vormde de reload.

Het vuurleidingsgebied (Integrated Fire Control area/IFC) was fysiek gescheiden van het lanceergebied (Launcher Area/LA); de afstand bedroeg één tot bijna zes kilometer. De bediening van het systeem was in handen van een crew. Iedere eenheid beschikte over drie crews, waarmee een nagenoeg volcontinudienst werd gerealiseerd. Een crew bestond uit minimaal 29 personen waarvan 9 voor de vuurleiding en 20 voor de lancering.

Voor de stroomvoorziening (120 V/400 Hz) beschikte een eenheid over een aantal omvormers en generatoren. De operaties werden operationeel geleid vanuit de Squadroncommandopost (SCP). De logistieke ondersteuning bestond uit een technische vlucht die beschikte over onder andere radarmonteurs, lanceermonteurs en verbindingsspecialisten. Op de IFC bevond zich een Maintenance & Supply workshop, op de LA bevond zich de Assembly (waar de missiles werden geassembleerd en getest) en het Warhead Building (waar de raketmotoren en de warhead werden gemonteerd).

Een uitgebreid document over het NIKE wapensysteem van de auteur Ronald Dorenbos kunt u lezen in onderstaand pdf document:

Het NIKE Hercules systeem bij de 12e Groep Geleide Wapens tijdens de Koude Oorlog